Rotterdam
Het echtpaar woonde bij ons in het oosten van het land, met z’n tweeën bij ons op de afdeling. Ze hadden 2 1-persoonskamers, schuin tegenover elkaar. De ene kamer was woon-en eetkamer, de andere was hun slaapkamer. Ze hadden samen 2 kinderen, een zoon, die in hetzelfde dorp woonde, en daarom waren ze ook naar ons toe verhuist, en een dochter die vlakbij Rotterdam woonde, hun beider geboorteplaats.
Meneer had een CVA verleden en was getroffen door Parkinson.
Mevrouw was echt een dame, heel mobiel, maar getroffen door Alzheimer.
In die zin was het een gouden duo, dat hij het hoofd was, en zij de handen. Hij wist wat er moest gebeuren, maar omdat hij veel zelf niet kon, stuurde hij haar aan. Zij voerde de taken uit en zo vulden ze elkaar prachtig aan. In de loop der tijd kon hij zich moeizamer verstaanbaar maken, de verschijnselen van Parkinson namen toe, bij de restverschijnselen die hij had na de CVA.
En dat terwijl bij haar de Alzheimer steeds meer bezit nam van haar brein, zij behoorlijk doof was, dus haar man niet goed meer verstond, maar ook heel vaak niet begreep. En meneer begreep de achteruitgang van de Alzheimer niet, je kunt je misschien voorstellen dat de frustratie momenten soms hoog opliepen en ook wel vaker voorkwamen.
Er volgden een veel tal gesprekken, waarbij we meneer elke keer uitnodigden, het ging tenslotte om hem en zijn vrouw.
De Zoon vond het heel moeilijk om zijn moeder geestelijk zo achteruit te zien gaan. Als je als zoon zijnde gekookte eieren in de bestek la vind, of gedragen ondergoed in een la van de linnenkast of onderin het aanrechtkastje verstopt vindt , dat is heel confronterend.
De dochter kwam niet vaak, misschien 4 of 5 x per jaar… maar ze nam de laatste maanden wel wat vaker telefonisch contact op voor overleg. We hebben meerdere malen aan meneer gevraagd hoe hij vond dat het met zijn vrouw ging, wij als zorg zagen dat ze zichzelf steeds minder goed kon verzorgen, de dwaalde ook de afdeling wel eens af, en hierdoor zagen we en bemerkten we dat meneer daarin overbezorgd, en ook overbelast werd. Daarbij konden wij niet de veiligheid bieden die mevrouw nodig had, ze mocht immers gaan waar ze wilde, we waren een woon/zorginstellig zonder BOPZ.
Hoe moeilijk meneer het ook vond, dat gaf hij naar mij toe vaak genoeg aan, dat hij naast de zorg voor zichzelf, voor zover dat nog ging, ook ogen voor en achter moest hebben wat zijn vrouw betreft, hij bleef aangeven dat hij niet wilde dat ze uit elkaar gehaald werden.
Ze waren pas geleden 60 jaar getrouwd!
Dit was ook absoluut onze bedoeling niet, mits het veilig blijft. Meneer gaf aan dat hij onze zorgen wel begreep, maar dat hij had beloofd toen hij met haar trouwde, dat de dood hen zou scheidden, eerder niet. Mijn hart huilde, toen hij dat heel emotioneel vertelde. En ik huilde, omdat ik zag hoeveel hij van zijn vrouw hield, ondanks de strubbelingen die ze hadden.
Meneer had in de 2e Wereldoorlog een trauma opgelopen in een kamp in India. In het verleden had hij wel eens een psychose gehad, vertelde zijn dochter. Op een gegeven moment zag ik bepaalde signalen waarvan ik dacht: dit klopt niet. Hij zong heel hard liedjes, en dat zei hij tegen mij: hoor je die mooie muziek? Zijn ogen straalden en hij zong steeds harder mee. Of hij stond te stampvoeten in de kamer, en was zo vreselijk boos dat er ineens hele volzinnen uitkwamen, schelden en vloeken!
Ik schrok ervan. Het was een heel gelovige man, dit klopte echt niet. Ik heb zijn dochter gebeld en de signalen die ik zag en hoorde aan haar voorgelegd, de huisarts erbij geraadpleegt, en meneer zat inderdaad in een psychose. Wat een ellende heeft deze man de laatste week van zijn leven gehad. Ik ,en mijn team, konden hem niet helpen, we konden er niet achter komen wat hij meemaakte, en wisten ook niet wat hij daar vroeger had meegemaakt.
Hij leefde in zijn eigen wereld. We konden er niet op inspelen. Er volgenden weer gesprekken met huisarts, verpleeghuisarts: wat heeft hij nodig, wat hebben wij van familie nodig, wat heeft familie van ons nodig. Op een gegeven moment lag hij zo verschrikkelijk angstig, en met gebalde vuisten, helemaal verstijft in bed dat ik de huisarts heb gebeld en heb gezegd dat hij met spoed moest komen, dit was oprecht lijden en dit was verre van kwaliteit van leven, iets dat voor meneer heel belangrijk was.
Familie durfde niet eens bij hem te gaan zitten. De huisarts kwam, zag wat ik ook zag en er werd overlegt om te proberen meneer te sederen, zodat hij het lijden zelf niet zou merken. De familie was er blij mee, in die zin dat ze wel bij hem durfden te gaan zitten, omdat hij ontspannen was. De zoon liep de hele dag met zijn ziel onder zijn arm over de afdeling, zich dan weer bekommerend om zijn moeder.
Hoe moet dat zo meteen verder? Ik heb een hele poos bij hem zitten praten, en heb hem maar laten praten, terwijl hij geen prater was. Ik ben die dag een uur later naar huis gegaan en heb mijn collega gevraagd mij te bellen als meneer overleed, dan kwam ik terug voor de laatste zorg. Om 19 uur in de avond kreeg ik telefoon en ben terug gegaan naar mijn werk en heb meneer, samen met een leerling, de laatste zorg geboden.
Familie durfde niet te helpen en wilden er zijn voor hun moeder.
Ik bood aan dat hun man en vader bij ons kon blijven, opgebaard in bed, dat was misschien voor hun moeder fijn, dan kon ze er nog naar toe, als ze daar de behoefte aan had. Ze zaten erg in dubio, hebben uiteindelijk toch besloten om hun vader op de slaapkamer op te baren. En wat is dat een goede keuze geweest. We hebben voor hun moeder een bed in de woonkamer gezet, en zij kon, op de momenten waarop ze haar man kwijt was, naar de slaapkamer toe. Ze had zelf een sleutel, wij probeerden het wel een beetje in de gaten te houden. Ik mocht meerdere keren met haar mee, als ze bij haar man ging kijken. Ik ben hem kwijt, waar is hij toch? Als ze dan op de slaapkamer kwam, en ze zag hem liggen zei ze: “oh ja, hij is er niet meer, hij is in de Hemel!” en dan kon ze zijn gezicht heel lang vasthouden, gaf ze hem kusjes op zijn voorhoofd, zo aandoenlijk om te zien, ik moest er soms echt een traan om laten. Ook omdat als we de deur uitwaren, en bij de woonkamer aankwamen, ze zei: waar is mijn man toch? En dan gingen we weer terug.
Het was verbazend hoe rustig mevrouw was deze week. De kinderen hebben haar overal bij betrokken, bij alle regeldingen. De uitvaart was ze bij, ik had die avond na de uitvaart nog late dienst, en ze was heel rustig en als ze de foto zag staan zei ze: oh ja, hij is dood.
In de week erna verliep het helemaal niet meer zo rustig, waar we al een beetje bang voor waren. Er kwam een nieuwe bewoonster op “hun slaapkamer” maar ja… die gang zat er zo in, en wij maar uitleggen aan de nieuwe vrouw hoe en wat. Gelukkig begreep ze het wel maar toch…
Heel fijn was dat we in een voortraject dit scenario al eens besproken hadden in een familiegesprek. De dochter belde me op en vertelde dat ze bij hen in het dorp had geïnformeerd in een verpleeghuis met gesloten afdeling, en ze kon haar moeder daar op de lijst plaatsen. Haar zoon was daar ook heel blij mee. Een maand nadat haar man is overleden, was er plek in een dorpje, vlakbij Rotterdam, daar waar ze vandaan kwam. Heel wat tranen hebben er gevloeid, bij familie maar ook bij mij. Het was een intensieve periode, met veel begeleiden van mevrouw, maar ook van familie. Maar kijkend naar wat het beste was voor haar, was het goed zo, wij konden haar niet bieden wat ze nodig had, en vertrok ze naar het westen van het land.
2 jaar later ontving ik een bericht van haar overlijden, ik kreeg thuis een kaart. Omdat ze werd begraven bij haar man, op de begraafplaats in het dorp waar ik werkte, ben ik naar de uitvaart geweest. Wat was het bijzonder om deze familie terug te zien en te spreken, ondanks dat het een verdrietige situatie was. Maar ze hadden er vrede mee. Hun moeder heeft geen ziekbed gehad, is in de armen van haar dochter overleden op een kort moment van zich niet lekker voelen. Ik heb, door naar deze uitvaart te kunnen, ook hier weer iets moois kunnen afsluiten!
Dit Blog is geschreven door Anne Sloetjes.
Anne is getrouwd en moeder van 3 kinderen. Ze werkt in een verpleeghuis op een somatische afdeling (mensen met lichamelijke aandoeningen/beperkingen) alhoewel er ook veel onbegrepen gedrag voorkomt ten gevolge van bijvoorbeeld hersenbloedingen en parkinson.
Ze is aandachtsvelder palliatieve zorg, dat houdt in dat ze meekijkt, in gesprek gaat met bewoners en familieleden om eventuele wensen te bespreken en te realiseren. Ze gaat opzoek en bespreekt wat kwaliteit van leven is voor deze persoon, en wat ze samen met het team hierin mag betekenen.